
Afb. via Google
De dwaaltocht van mijn moeder in het Alzheimer-woud is ten einde. Ze is vertrokken naar ergens waar het hoofdelijke duister geen macht heeft.
Wij – mijn vader en ik – gaan ook op tocht. Naar het Land of Sorrow. De paden zijn bekend. Een labyrint van tristesse, met – nu nog ver – haar dwaallichtje dat de weg uit verdriet wijst.
Opnieuw op reis, met ingelopen schoenen, dezelfde indrukken** en bekend gezelschap – verdriet en troost.
Mooi, maar moeilijk. Opnieuw.
Noodgewongen op reis doorheen het land van de troostelozen, is dit wat me opvalt als het over troost gaat.
Troost is universeel. Van de Neanderthaler tot de mens nu, iedereen krijgt er mee te maken. Je zou dus denken dat we al tijd genoeg hebben gehad om te oefenen.
Toch blijft het moeilijk. Hoe pak je het aan ? Wat is het beste ? Welke maatschappij brengt het makkelijkst dit vers * in de praktijk ?
Kom dan bie mie om je te warmen
‘k maak een kamer voor u gereed
‘k zal u wiegen in mijn armen
‘k zal u duiken in mijn kleed
De Neanderthaler, die – niet gehinderd door taal – vast niet piekerde over de vraag of ie nou wel de juiste woorden had gezegd ?
Of de Moderne, die onder zoveel communicatiemiddelen bedolven wordt, dat ie al lang niet meer toekomt aan een écht gesprek over moeilijke dingen. Al helemaal niet in de taal die je voor troost toch wel nodig hebt.
De maatschappij verhardt, klinkt het. Kan wel zijn, maar het leven als Neanderthaler was nou ook niet direct “a walk in the park”.
De haast waarmee tegenwoordig alles gaat – ook verdriet hebben en er weer bovenop raken – maakt het allesbehalve makkelijker.
Om nog te zwijgen van de angst voor de confrontatie met verdriet.
Troost, dat is verdriet onder ogen zien, het je inbeelden, voorstellen, en toch over de angst stappen dat het jou (ook) zal treffen.
Troost is ook veelzijdig. Want je kan diegene zijn die troost behoeft. Of diegene die troost. Of allebei tegelijk.
Troost is, net als all things that matter in life, veelvormig. Troost bezit Egidiuskwaliteiten.
Misschien is het die arm die je naar zich toetrekt, om de wereld even buiten te sluiten en zo ruimte te maken voor je verdriet.
Misschien is het de zakdoek, aangereikt op het moment dat je de weg naar de jouwe kwijt bent in een tranenzee.
Misschien is het een kopje koffie bij een gesprek over, of juist zwijgen bij dat bakje troost. Samen, dat dan weer wel.
Of misschien is het bloggen. Omdat dat een vorm van praten is die je kan oppakken of laten rusten. Praten zonder moet, maar met bijzonder steunende reacties. Een vorm van schrijven ook, die helpt om de chaos in je hoofd te stroomlijnen.
Troost is ook onverwacht.
Het zit in woorden en gebaren verpakt die je soms pas na enige tijd als troostrijk herkent. Soms van mensen waarvan je het absoluut niet had gedacht. Dat maakt troost moeilijk, maar mooi.
Mooi, want troost geeft steun. Helpt een brug te slaan. Over verdriet heen.
En dat maakt het de moeite waard om de kunst van de vertroosting te blijven (be)oefenen !
Nog even zeggen, beste lezers, hoe goed jullie reacties doen in deze tijd. Een warm dankjewel voor jullie steunbetuigingen. Jullie zijn stuk voor stuk geweldig !
———————————
* Het origineel is van West-Vlaming Willem Vermandere, van wie ik jammer genoeg geen volledig fragment kan vinden. Maar : de vertolking van Herman van Veen mag er ook zijn.
Update : Uit onderstaand reactievak blijkt echter het succes van Menck.
** : N.B. Deze column is een bewerking van een eerder verschenen stuk op Ariadnesdraad met troost als topic.