Tagarchief: bravado

Kantuit ! (Swoon 32)

Nu het schooljaar weer uit de startblokken is, is boterhamdoos weer koning. Of eigenlijk meer, het gezeul ermee. Ik zeg bewust niet lunchbox, want toen ik voor de onmogelijke opdracht stond mijn kantuit * in mijn boekentas te proppen, was dat woord nog niet hip.

Het was toen nog gewoon brooddoos – met alufolietje en servet – en als finishing touch breed postelastiek. Katapultsterk en donkerbruin. Zie ’t vóór, je beste lezers.

Van verhuisladingen aparte doosjes voor de zogenaamd verantwoorde snel-klaar middagbik was geen sprake.

Ik vond dagelijks mijn thermosfles heel thuiskrijgen al ’n heksentoer, namelijk. Hoewel ik doorgedreven trainde in rechtop blijven, ging ik, met dank aan mijn verstoorde motoriek, toch nog vaker horizontaal dan me lief was. Of elke andere richting, die maar enigszins evenwijdig met jezelf is. Alle hoeken die aan een valperspectief vastzitten heb ik gezien, en ’n heus sterrenstelsel ook.

Vallen hoorde erbij, beste lezers. Zozeer, dat de thuiskreet werd : “Je kan niet schudden wat je niet hebt !”. Je moet tenslotte wat, als je iemand dient op te monteren bij d’r twaalf-en-dertigste hersenschudding.

It worked like a charm, want de grey ones doen het aardig, al missen ze dan elk gevoel voor richting.

Nooit oorlog zonder wapens leerde ik op school (cfr. de kompaslezing N-O-Z-W in wijzerzin). Nou, wie met mij ten oorlog trekt, kan erop vertrouwen dat ie nooit (tijdig) ’n slagveld ziet … Al kan het zo maar zijn, dat ik oorlogsgevoelens oproep, door mijn onbestaand oriëntatievermogen. Mea Culpa, zekers.

Was ik dan van oorlog uitgesloten, ik nam natuurlijk wel foerage mee, en mijn moeder deed haar best om alvast dàt niet in een gevechtslinie te laten omslaan. Dus vaak voorgesneden. Nee, niet in ‘juliennekes’, wél in puzzelstukjes.

Zonder de obligate uiteenlopende textuurtjes van tegenwoordig, maar wél met de broodsoort die ik prefereerde : wit. Belegd met eps (hesp), rookkaas, boelie – vond ik zaaaaaaaaaaaaalig, al heb ik vandaag geen precies idee meer van wat ‘t was – en vast nog wel wat ander vleeswaar dat toenmalig door mij gesmaakt werd.

En natuurlijk, het beentje witte chocolade, dat er vaak in terecht kwam, als iemand anders dan moeders ’t bikkesement prepte.

Ik ben er gezond groot op gegroeid. De volle 152 cm mijner lengte…

Zonder nachtmerries. Die hield ik over aan  ’t overblijflokaal, dat bij onze middagpauzes hoorde. Naargeestig geval, dat ook nog als sportzaal dienstdeed. Bemeubeld met aftandse tafels en houten spijlbanken op stalen poten. Hier en daar ook nog wat gammele houten stoelen, die prima bij een dito motoriek pasten.

Daarop vond je me vanzelfsprekend niet terug. Neeje, want ik was heel goed in mijn gebrek aan evenwicht vergeten in het vuur van de actie. En vallen, ach, ’t hoort erbij toch ?

Dus die middag was ’t prijs. Dwars doorheen het snerpende  “…. en we zijn allemaal stil tijdens eten ! ” van de juf en de tig etensgeuren van ouders die wél hun heule koelkast naar school meegaven, klonk de zwooooooooooooinnngg – en daarna de zinderende metaalslag.

Ondergetekende was nogal wiebelig op de spijlbank neergeploft, terwijl ’t andere uiteinde geen tegenwicht gaf. Ergo : zo’n twintig man sterk ging in lijn tegen de vlakte.

De daarop volgende tijd zat ik op kooltjes in die refter, wegens aller ogen, die uiterst synchroon, mijn richting uitpriemden….

Neuh, dan deze office break ! Veel lekkerdere koek. Gekozen omwille van de setting (die de sound te boven gaat) …

Voor meer zwijmelplezier, klik hier.


kantuit* : dit woord zou onlosmakelijk verbonden zijn met de vroegere seizoens- dan wel landarbeiders die hun kostje op een kantje van het land uithaalden en verorberden. Langs de kant uit eten/opdrinken werd kortweg kantuit, en is nog altijd gelinkt aan een snel eetbare maaltijd.

Advertentie

De Mecenas

Hungry Bites

Bron : Weheartit.

Nadat de marathon-carrière van m’n rikketik middels kalium bruusk ten eind kwam en ie noodgewongen weer in de maat ging slaan, wuifde Arts me mijn  ziekbed uit, naar huis toe. Met de verzekering dat alles goed zou komen, maar dat ik het nog wel “even” zou voelen.

Vertel mij wat. Eenmaal thuis miste ik alle bravado. Energie nam holiday, zonder mij. Tot iets komen bleek heel uitdagend.

Toen werd het zondag, en schenen er zeven zonnen. Ideaal voor mijn alter ego, Superwoman, om haar slag thuis te halen en mij buitenshuis te krijgen. 

Fit of niet, ik ging. Alleen zo kwam ik van Super’s gezanik af.  Eens “op trot” ging het beter. Ik kreeg er zowaar schik in. Helemaal niet gek, om een beetje rond te cruisen… Het zonnetje bracht warempel de geur van goed weer mee. Feest !

Daar hoort een ijsje bij. Het elastiekje van mijn goeie hum springt op en neer, want ik heb muntgeld op zak … ice cream, here I come  !

Bij het kraampje aangekomen, stapt een vriendelijk lachende man op me toe. “Gaat u ook bezwijken ?” vraagt ie, waarop ik : “Yep, maar alleen voor het ijsje”.

Gek, de man kent me, terwijl ik niet eens het flauwste idee heb waar vandaan.

“Goed u lachend te zien.” “Van de meeste klanten weet ik niet hoe het ze nadien vergaat, als ze een trieste rit met me maken”.

Het vraagteken op mijn gezicht maakt plaats voor een aha-erlebnis. Eureka ! Mr Cab, zowaar.

Ik weet het weer, hoe het toen ging. Ik ging de moeilijkste rit uit mijn leven maken. Zonder exacte routebeschrijving. “Sorry”, snikte ik alleen maar. “Geeft niks”, zei Cab. 

Tijdens de rit zag hij nog kans om me van een berg zakdoekjes te voorzien, en een bekertje home-made koffie. “Hiermee gaat het beter,” wist hij.  Gelijk had ie. Ik wist mezelf bij elkaar te rapen.

We ploffen bijpratend op een bankje. Jawel, hij doet nog altijd taxiwerk, maar heeft een uurtje vrij. 

Dan ben ik. Ik vraag de vriendelijke reus het muntje even door te geven, wegens zelf te klein. Hij neemt het geldstuk aan en laat het zweven tussen mij en Ijscoman.  Suspence. Dan klinkt het gedecideerd : “Ik ga het u schenken, mevrouwTJE“.  Alle mensen op en rond het kraam applaudiseren. Weigeren is dus geen optie.

Weer ben ik van de kook. Van blijdschap, nu. Mr Cab ziet het, en ziet er ook al blinkend uit. “Leuk u fleurig te zien. Tot de volgende rit !” Hij zwaait, ten afscheid.

Ondertussen bedenk ik dat het wel goed is, zo. Vergeet me zelfs te storen aan mevrouwTJE. Niks geks aan, als je een halve meter groter bent, riposteer ik de emancipatiedrang van Superwoman.

Een goeie daad mag je niet dwarsbomen. Daarom rijd ik, vrolijk likkend, nog ’s langs de standplaats van Mr. Cab. Zijn duim gaat de hoogte in.

Later thuis, komt het in me op dat we toch een soort van quitte staan.

Hij schonk me het ijsje en ik hem het volledige spiegelbeeld van onze (voor)laatste ontmoeting. Dit keer zal het Cab niet bezwaren. Hij kon immers een verschil maken.  Een leuke twist aan de situatie geven. Eind goed, al goed.

 Heel smakelijk, zo’n ijsco-mecenas. En onbetaalbaar !