Terwijl mijn moeder uit het hoofdelijke duister klom – via Three Steps to Heaven ? – organiseerden de niet-wolkzitters een laatste groet. Dat hoort erbij. En wateroverlast ook.
Maar confronterend is het wel. Want : ik zie mensen in de kreukels liggen waarbij normaliter geen plooitje valt te bespeuren. Moederszus bijvoorbeeld.
Een andere confrontatie is dat je honger hebt. Hoewel geen mens op een afscheidsmoment behoefte heeft aan kooktoestanden, laat je buik, as life travels on, je zo nu en dan wel even weten dat je niet kunt blijven draaien op tranen en lucht alleen …
Wat daaraan gedaan ?
Een builtje friet, hadden mijn vader en ik eerder al besloten. Het idee dat mijn moeder hier ook wel voor in zou zijn geweest, had hem over de streep getrokken.
Ook Tante klaarde op bij deze suggestie. “Hé ja, daar heb ik ook wel zin in.” Neef Popeye zei middels een blinkend oog ja. Z’n eigenste Olijfje zei ook niet nee. Want, eerlijk is eerlijk : frietjes slikken stukken lekkerder weg dan tranen.
Dus krikten we onszelf op – en daarna in de auto.
Bij de frituur aangekomen, zegt mijn vader : “Binnengaan ?” Met weinig aandrang.
Stilzwijgend maakt zijn oog dezelfde scan als het mijne : te verfomfaaid. “Goed, maar kies dan iets dat geschikt is voor ikeetfrietindeauto.” Mijn verreisde ik moet niet dénken aan smostoestanden, ik heb tenslotte geen hele kleerkast meegenomen.
Aldus akkoord beent hij weg. Met de autosleutel veilig in zijn binnenzak. Verantwoordelijke chauffeurs doen dat immers niet, de sleutel op het contact laten zitten.
Een sof voor de bonafide bijrijder – lees : ik – die de raampjes nu niet openkrijgt. Ah neen, want die zijn, contact-related, elektrisch verstelbaar.
Nauwelijks heeft deze constatering zich in mijn mistige hoofd gesetteld, of daar draait Popeye fluks het terrein op, met Tante en Olijfje. Hups, raampjes open.
Ze kijken niet-begrijpend. Omdat ik niet hetzelfde doe, en ze niks kunnen maken van mijn goudvis-gewijze repliek. Hilarisch, maar waarlijk gespreksremmend is dit .
Ik open dus het portier op een mini-kiertje en zeg met een verontschuldigend lachje : “Tja, zeker bang dat ik ermee weg zou rijden.” Popeye grinnikt. Beroepshalve rijdt ie met alles waar (veel) wielen onder staat – dus hij begrijpt de reflex. Maar evengoed is neef geen voorstander van goudvisdialogen en deur-open-deur-toe-conversaties.
” Even de sleutel halen “, zegt ie, zich behendig uit zijn dichtgeparkeerde wagen wurmend. Zoef. Wij achterblijvers gniffelen om mijn ongetwijfeld verbaasde vader bij zo’n sleuteloverval. Een zoef later krijg ik hoffelijk de sleutel overhandigd. Het wapen om de raampjes neer te krijgen.
“Nu nog insteken”, zeg ik, onderwijl Dr. Bibber jaloers makend. “Insteken en draaien,” hoor ik onverstoorbaar naast me, ” Hoe verder je draait, hoe meer er gebeurt.” Iedereen lacht. Jawel, grappig en onverstoorbaar gaan heus samen. In Popeye. Laat naast ‘m een bom ontploffen en hij blijft nóg onwrikbaar in de plooi.
Even een momentje als de raampjes – zzzzzzzzzzzz – naar beneden gaan. Dan zijn de frietjes er. Ieder stort zich op de comfort food. Yes, the formula for heaven’s very simply : gebakken goud.
Ik kijk nu met andere ogen naar een builtje friet (halen), beste lezer.
Frietkotfriet zal mijn gedachten altijd terug voeren naar een intiem moment. Verpakt in gouden staafjes, gedeeld verdriet, stemmingpeilende blikken, een zakkende zon, een warme bries en raampjes die niet openwillen.
Kortom, een unieke laatste groet. Eéntje om fier op te zijn.