Tagarchief: delen

Finders, keepers (Swoon 45)

Het moet onderhand een reeksje wezen, mijn boodschap-expedities. Vandaag tijd voor een nieuwe episode, beste lezers.

Tijdens het stormweekend van laatst, kletsen Gulliver en ik gezellig vijf kwartier in een uur weg.

In de 1.0 versie van zichzelf, deed Vadermans dit nooit-van-zen-leven-niet. Toen kon hij ZO gereserveerd klinken, dat de andere kant – nog zonder nummerherkenning – zich werkelijk afvroeg of hij het wel was ???!

We raakten een heul end op scheut, toen ie tenslotte m’n kookmomenten als leidraad nam. Ten huize Ariadnesdraad is het allesbehalve raar, als de kooksessie ter achtster ure ’s avonds nog in volle gang is. Vaak is dat preparatie voor de dag van morgen. Want met een verstoorde motoriek is één zaak zeker : alles gaat ten hemel schreiend traag.

De mise-en-place, het koken – alles in de (braad)pan mikken, niet er naast – en welja, het opeten ook.

Dat laatste is cultureel bepaald. Moeders maakte ’n punt van goed kauwen, en dat komt me, nu m’n eetfabriek soms maar van de noen tot den twaalven draait, prachtig uit.

Tussen het bikken van toen en nu zit ook nog de man mijner toenmalige dromen. Samen eten was nog wat.

Nee, niet omdat we het niet gezellig hadden. Maar de eetslak die ik was, mis-matchte met zijn Speedy Gonzalez-eettempo. Zo lang wij een ‘item’ waren, is de beste man nimmer meer aan zijn bord begonnen, voor het mijne half leeg was. Het zou ’n Kimmetje kunnen zijn : “Liefde is  … pas opscheppen als haar bord haast leeg is”.

Halverwege is top, maar niet als je drie pannen op het vuur hebt, terwijl Dumdiedummetje zingt. Dé siliconenspray voor ’n geolied gesprek, is de looptelefoon, waarin je al roerend kan schallen, dat je rijstebrij blub-blubt, en dus klaar is.

Pannen die niet asfaltzwart zien, omdat je te lang kwekte : dat is je ware. Je begrijpt, beste lezers, dat ik wàt blij ben dat bellen zonder beeld kan. Al zou het die zaterdag best wat geweest zijn, om die woest zwarte wolken te laten zien.

“Gauw dan, voor ’t begint”, zegt Gulliver, die mijn godsgruwelijke hekel aan natte pakken kent – én mijn patent erop.

Prompt schiet ik uit m’n sloffen, m’n jas in. Maar ’t zit me niet mee. In de ene superette is het artikel waarvoor ik dit hondenweer trotseer, opper-dan-op. Ik koop dus maar de komkommer die ook op mijn lijstje stond, om in de aanpalende buurtsuper te ontdekken dat ie hier 20 ct goedkoper is. Geen wereldramp natuurlijk, maar alsnog geen strakke actie ; rap gekocht is geld toe.

Om ’n wit voetje te halen, joelen de grey ones ‘nootmuskaa-aat,’ als ik voorbij het kruidenrek kom. Maar schoon, scheef, of lelijk, ik kan d’r niet bij. Hm. Sja, de vakkenvuller is duidelijk meer dan 152 cm. Dan, als geroepen, is daar opeens Guitige Lach, die met mij de strooibusjes naloopt. We kiezekeuren, en zijn allebei tevree. Zij met het toch wel diverse aanbod, en ik met mijn ‘vangst’.

Fluks de bocht om, want het loopt tegen sluit. Een tulbanddrager stuit me schoudertikkend de opmars. Met ’n “Is dit vijfje van u ?” doorbreekt m’n Belgenlands-Bengaalse medemens het hypnotiserend effect van z’n hoofdtooi. Deze tulband zit wérkelijk pico bello. Ik ruk me los uit de overpeinzing, hoe ie dat voor elkaar krijgt, als ik kopspeldjes ontwaar.

Weer bij de les, zie ik dat we nog de enigen zijn, op een kassa-file na.

Waarin niemand het vijfje kwijt lijkt, dat op de open handpalm voor me ligt. Mijn celletjes racen. Dilemma : vóór mij een imposante kerel, die ik niet zomaar voorbij kom. Achter mij, de kassa, die er als havikken op zal duiken, onnoemelijk veel trammelant genererend. Zo geen zin in.

Tulbander leest mijn hoofd. “Dit lag op de grond, Mevrouw, bij ’t kruidenrek”.

Ik heb daar halt gehouden, m’n artikeltjes tellende. Want die Zilveren Vloot van mij, die lijkt wel verdwaald in het Midden-Oosten …

Ik kijk een meetlat hoger, en zie zacht staande zwarte karbonkels. Wat er ook van zij, hij had ‘r allang, spoetnik-gewijs, met ’t geld vandoor  gekund. Finders keepers, tenslotte. Ik denk nog even aan de losers, weepers, en zeg dan welgemeend : ” Dank u ! “. Wat me ’n stralend witte lach oplevert. Wie ben ik, om een goeie daad te dwarsen.

Weer thuis schiet me ‘toeval is logisch’ door het hoofd als ik het geplooide vijfje zie – dat in zich nog een verrassing draagt : zijn twin !

Welwel. De Goedheiligman heeft me in z’n boek ! Nog wel zónder dat ik mijn schoentje zette.

Ach wat. Dank u, Sinterklaasje !

Voor meer zwijmelplezier, klik hier.

Advertentie

My sweet little Toet Toet

Soms spant de wereld samen om je blij te maken. Ja echt.

Eerst waren er de prachtige reacties op Vervlogen ik.  Ik werd helemaal warm van de lieve, met zorg samengeschreven commentaartjes.

Maar daar bleef het niet bij. Dit artikeltje werd ook link- en deelwaardig geacht.

Doel van social media en een blog natuurlijk, maar eerlijk is eerlijk : ik bloos er toch een beetje van.  Maar verlegen of niet, ik ben gevleid én blij dat er zoveel mensen zijn (i.c. de lezers van Ariadnesdraad) met een warm hart voor zorg.

Rianne is ook zo iemand. Ze haalde daarom een roodneuzig bedgenootje in huis – Toet. Never a dull moment : dat is de garantie met een Toetertje in huis.

Spice up your life – wie wil dat nou niet ?

Ik vat meteen sympathie op voor deze kleine avonturier die dol is op scharen en helemaal niet bang van ziekenhuizen.

Ziekenhuizen. Gebouwen met stikhete kamers, gangen waar je de weg in kwijtraakt, kerstbomen die slecht versierd aan je arm hangen, verpleegsters met koortsthermometers nét als je in slaap bent gesukkeld en grijsgroene zolderingen.

Plafonds met scheuren in de vorm van een landkaart en gaatjes. Veel gaatjes.

Dat “veel” kan natuurlijk ook liggen aan het feit dat ik er een (jaarlijks) abonnement heb.

Niet leuk, maar je komt wel buiten met het idee dat je wat wil doen voor hospitaalgangers.

Zoals een lid van de Toet-kolonie een nieuwe thuis bieden bijvoorbeeld …

“I’m in !” laat ik wiebelend weten en begin al stilletjes te dromen van m’n mogelijk nieuwe huisgenootje … Toet-toet. Een singing-mood overvalt me. Toot toot.

Waar ken ik die naam nog van ??!!

Nieuwsgierig als ik ben, ging ik vandaag dus kijken. Naar de Toot-Song. Maar voor ik het liedje vond, ontwaarde mijn nog niet helemaal wakker zijnde oog een Toet-bericht.

Tadaaaaaa …. Hoera ende joepie ! Mijn naamkaartje op schoot van een roodneusje ! She is gonna be my sweet little Toot Toot.

Het vreugdedansje is denkbeeldig, wegens een nog grotere houten klaas dan de stropop in het clipje.

Vergeet voortaan de Flintstones-vergaderingen over dansen met de verkeerde dames en het drinken uit gigantische hoorns.

Als ze het over Toot-Toot hebben, dan gaat het over my sweet little Toet-toet.

O yeah … she’s gonna be special ! I won’t mess with her.  Beloofd !