Tagarchief: familie-dynastie

Over Liefde, de Tango & Toon : Swooning Saturday 17

Sommige blogstukken staan mijlenver vooruit als ’n huis. Vandaag een buitengemeen zwijmeltje over ’n luisterrijke dag …

Mei 1966 : Een koppeltje stapt op de bus om te gaan trouwen. Versta onder bus niet ’n groot uitgevallen voiture, maar het echte werk. Een – zeker voor die tijd – groot gevaarte met dubbele rijen duozitjes.

Immers, Frankrijk is wat ver te voet, als je niet versleten tot de knie wil arriveren.

Dus : de touringcar als vehikel voor een heuse liefdesgeschiedenis – en veel leute, dat ook.

Aan boord : Gulliver Ongewoon en Daantje Geenallehens. Als enigen ten trouw temidden een bont gezelschap. Ze nemen mee : een pitteleer, een stralend witte prinsessenjurk, veel biecht en absolutie – de pastoor was inclusief – en op de terugweg ’n Frans trouwboeksken. Plus formidabele herinneringen aan une petite église.

Toeren met teuten, voor en van toen, beste lezers. Je moet het maar doen. Als Belgenlander een Nederlandse trouwen, met ‘Belse’ ouders nog wel en dat alles in Frankrijk officieel bezegelen. Geen alledaagsjes, die ouders van mij.

Nou, leg dat maar es uit.

Welnu, al mijn grootouders komen van de grensstreek. Neder- en Belgenland overlapten. Daarbovenop was de Hollandia-draad oorlogserf. Het vlasbedrijf van m’n grootvader had erg te lijden onder de Duitse aftocht en als grensbedrijf diende hij ’n dossier herstelbetalingen in. De Nederlandse overheid honoreerde dit, op conditie van nationaliteitswissel. Die gold ook de kinders, natuurlijk.

En ziet, de fundering van mijn roots – waar niemand op school uitkwam …

Maar terug naar de hij en zij in dit verhaal.

Hij, Gulliver, was ‘ongzen witten‘, die later pekzwart bleek. Niet zelden kregen ma en pa Ongewoon kop noch staart aan ‘m. Durf-al-kwikvin met koopmansgeest. Sportieveling die vaardigheden claimde voor het eigen maken ervan. Uitzondering : achter de bus aanrennen waarop z’n meisje zat, om d’r te kunnen zien. Niet door landsgrenzen gehinderd in de liefde.

Zij, Daantje, was op papier NL. Met Belgenlandse ouders. Kende de twee volksliederen, maar zong er niet één, want er zat in beide nogal veel ‘van Duitschen bloed’. Keek ook niet zo naar landlijntjes, maar vanop de bus wél naar die schone jongeling, die d’r achteran koerste.

O ja, naar dat ander jongmens – met eveneens ’n boontje – keek ze ook, maar dan vooral om tactvol te vertellen dat Vadermans de huwelijkskandidaat was. Toon, gentleman, kwam later nog baby-bewonderen. Daarom kreeg ie ’n eervolle vermelding in de geschiedenis – van zowel Gulliver als mijn moeder.

En zo zaten ze saampjes op die bus, op weg naar die Franse haag, waaronder ze keurig ‘ja’ zegden. Onder getrouwd en over gegooid, vond Daantje.  Wég Nederlandse pas.

Stage-up voor die Hollandse, met dat Belgenlandse ID. Multiculti, sans effort.

Mei 2016.  Zij is inmiddels wolkzitter, hij is met haar in z’n hart weer bij ‘hun’ kerkje, kort voor z’n jubilee.

Op DE dag stuur ik Gulliver ’n lief(des)lied. We liedbabbelen sinds Ariadnesdraad regelmatig. Zo ook nu. Vadermans repliceert, met Toon’s Altijd zal ik van je houden – hoe kan ’t ook anders.

Toon en m’n moeder – dat ‘matcht(e).’ *knipoog naar die andere*.

En dan, dixit Gulliver, om te lachen, de Tango.

Dus, beste lezers, maak de dansvloer vrij voor dit ongewoon feestje. Een triade van Zwijmeltjes. Cohens Lover, Lover gevolgd door Altijd zal ik van je houden en Toon’s Tango, voor het positief geluid.

Let it Swoon !

Marja is initiatiefneemster van de Zwijmelclub.

Advertentie

Zuske Zurenbol

Mijn vader en ik doen een spelletje “wie is wie ?” boven een blikken doos. Vol zwart-witjes. Lijntjes met het verleden, dat nu even bij ons komt zitten.

Lijntjes die mijn moeder tot een historiek zou smeden. Het bleef bij “zou”, “eigenlijk”, en “was van plan”, want toen raakte de kennis-lijn kwijt.

Daarop kreeg de voormalige koekjesdoos eerst ’n laagje stof der vergetelheid, toen een paar mysteries en daarna een flinke portie beladenheid.

Nog weer later werd het Gulliver’s queeste om de beeltenissen bij mij te krijgen. Het idee dat dit deel van z’n nalatenschap mij niet of onvolledig zou bereiken deed ‘m bossemuren* aan z’n gat krijgen. Dus popte het thema ‘fotoboek’ regelmatig op in de conversaties en werd ik – geleidelijk – enlisted voor het inplakwerk.

Ik liet het gebeuren, want ik snapte wel dat dit voor Vadermans een echte ‘kelk’ zou zijn.

Happy-de-peppy worden van foto’s is een gave. Sneu, maar ik ben (vandaag) geen mens dat uren kwijt kan in een stapel albums.

’t Kan te maken hebben met het ‘kwijt en voor altijd weg’ – gevoel dat portretten bij me oproepen. Niet echt pink feelings dus, maar toch ga ik fotobundelen.  Want soms vertellen foto’s dingen die woorden niet duidelijk kunnen maken.

Woorden scheppen beelden en kiekjes anekdotes, weet ik. Kijkend naar mijn vijfde-klas foto voel ik me weer even net zo blij als toen. Ik hoor weer de stellige bewering van mijn vader “O, jahaa, die kopen we ! Allemaal ! ” Terwijl ie eerder die week nog had aangegeven het obligatie schoolfoto-koopgedoe moe te zijn … Om van het veelbetekenende lachje van mijn moeder hierop maar stilletjes te zwijgen.

Die schitterend septemberdag beent mijn vader aldus bij me binnen : “Dit zijn de plaatjes die moeten worden ingeplakt”. In zijn armen heeft ie twee dikke albums, stapels mapjes, een leger fotosplitjes, en de mystery-box named Delacre.

Ik steun bij de Hercules-job die me wacht, maar ben ook best curieuzeneuzig bij de verhalen die ik ga ontsluiten.

Konden ze maar praten, de gezichten van soms 100 jaar geleden, die ons  ernstig bekijken. Wat zou ik dat beetje meer afstand graag ruilen voor een clou. Er zit niets anders op dan het levend archief dat vader heet aan te spreken. We gaan er saampjes voor zitten en hij kraakt braaf zijn hersentjes.

Met retrospectieve blik bekijkt ie een oud dametje in voorgeschreven donkere kledij en zegt : ‘dat is Meetjen**, die hebbekiknoggekend’. Geen wonder dat ie dat bijzonder vindt, want het is mijn moeders grootmoeder. Ik staar naar een kwiek kijkend dametje wier geboortejaar dik 135 jaar terug ligt. Voor-vorige eeuws, schiet het door mij heen, terwijl ik me stiekum afvraag wat Dieke van mijn moeders prille vrijage heeft gedacht.

Vijftig tinten grijs komen voorbij. Zo is er mijn vader in soldatenkostuum en Dieke met 2 meisjes. Kleinkinderen ongetwijfeld, maar van wie ? We dichten Blondie maar toe aan de witte TantAlies***, al weten we ’t niet zeker. Nou goed, een niet-goed-geld-terug garantie is d’r niet, maar keus te over dan weer wel. Alies heeft opties  : een heule doos vol… !

We piekeren en peinzen, maar namen zijn een echt manco. “Als je ’t ni weet, schrijf je d’r maar Zuske Zurenbol bij !” Terwijl ik strijk lig, debiteert Gulliver nijver het hele scala aan bijnamen in onze familie-dynastie ; Fonske Pomphol, de Sekken, Paster Poes, Tieleke Pan en Zuske Zurenbol. 

Van laatstgenoemde hoop ik vurig dat ’t een leukerd was, want anders doen we het darling-dolletje waar het voor nu even op slaat groot onrecht… Gelukkig blijft het prachtig gekiekte babymeisje, met bruine karbonkels, karakteristieke haarkrul en dito babyvet er vrolijk bij !

De staande conclusie : Moederszus moet mee op een reisje in de tijd, om wat orde te scheppen in de massa’s Joseffen, Cissen en Peuten****. Om van de Maria’s ni te spreken … ! Een hele hemel vol ! En nu we de schepper er toch bijhalen : ik ben godsallemachtig blij dat ik ni Zuulmmaaaa heet. Brr, spaar het mij !

En de doorgeschoven taak : nog niet één plaatje plakt in. Volgens ’t adagium van mijn moeder is het nou immmers veel te mooi weer voor zulk winterwerk.

To be continued dus. Door nog te schrijven tekstballonnetjes en slecht plakkende fotohoekjes, ongetwijfeld …

______________________________________________________

* bossemuren : mieren . Hier bedoeld als ‘ongedurig worden’

** Meetje : zo werd Dieke genoemd

*** TantAlies : tante van mijn moeder en moederszus

**** Peut : verbastering van Petrus