In mijn hoofd is het die dinsdagmiddag even duister als buiten, waar een schip met zure appels aankomt. Ik heb mijn Pandoradoos gedag gezegd, maar wat ze prijsgaf bleek Grieks voor me. Daarom zit ik in m’n “home-office” geen jota te snappen van m’n papperasserij.
Echtigentechtig, er zijn érgere troubles dan een “issue” hebben. Bijvoorbeeld niet weten hoe je probleem precies in elkaar zit, of wààr het begin van de puzzel ligt. Had ik haar, ik zat er met mijn handen in.
Nu echter zit ik in de papieren. Alleen geldtechnisch niet zo. Ik kijk en kijk – tot de lettertjes weer bijna van het papier komen – maar ik zie het niet, dat licht. Zucht.
Ik zie door de bomen ’t bos niet meer. Het bos, dat is een probleem waarvan me destijds werd gezegd dat het beheersbaar en dus leefbaar was, maar niet permanent oplosbaar. Boe. De dubbele boe was dat een traditioneel behandelplan ‘m voor mij niet werd wegens heftig medicijn-intolerant. De boe-hoe, dat was het prijskaartje.
Uniek zijn is enig – behalve healthwise. Zó aan ’t eind van mijn Latijn was ik, door m’n sputterende waterindustrie, dat ik met liefde arsenicum had genomen, om van dit slopende probleem af te komen. Mijn lijf was zo lief die wens te vervullen door een filterstop in te lassen.
De Gordiaanse knoop was in twee : het werd het Beau Monde – alternatief.
En werkelijk waar, na enige tijd voelde ik me beau. En mondiaal ook, want ik was ein-de-lijk uitgebroken uit dat kleinste kamertje. Geloof me vrij : als je d’r zo’n 17 (!) keer daags rivieren plast, is het doffe ellende. Hoe funky ingericht ’t ook is.
Nu mijn little grey cells van de verdrinkingsdood waren gered remercierden ze dit met een strategie om de geldstroom gaande te houden, maar dan zo, dat ik zélf niet kwam te verdrinken. Geweldig. En het mooiste was nog wel dat ’t ziekenhuis dat óók van mijn voorstel vond. Geen zucht, maar een orkaan van opluchtig.
Anno hodie – na veel bomen doorzagen mijnerzijds en nog meer wetenschappelijk onderzoek – is de bril waardoor men naar dit mankement kijkt gefinetuned. Geldelijke tussenkomst is dichterbij.
Maar ik kan nog niet blij zijn, want de mosselen zijn nog niet aan land. De alfa & de omega van deze procedure is namelijk nog niet bekend. Maar de papierberg die erbij hoort wel, en die is machtig ingewikkeld.
“Oww my God” is alles waartoe ik kom. Paniek en boosheid (op het vege lijf) drijven als onweerswolken door mijn hoofd. De rivieren die ik vroeger plaste, willen er nou via mijn traanklieren uit.
Kraters van zuchten later, heb ik de pedalen een beetje terug. Als ik deze zondvloed heb bedwongen, moet ik m’n eigenste dossierdame maar weer gaan bellen. Flo is goed met paniek en boosheid. Vooral met die van mij.
Riiiiiiiiiiiiinggggggg ! rukt een vinnige rinkel me uit m’n maalstroom. Door een laatste traan heen herken ik wat cijfers en mijn celletjes joelen direct : Florence, Florence ! Dus neem ik op, toonvast of niet.
“Ik zat aan je te denken,” zegt Flo. Ze klink een beetje zorgelijk, en ik weet niet helemaal zeker of dat nu alleen maar door mijn casus komt. En toch aan mij denken ! ’t Gaat op slag een tikkeltje beter. Ik vertel dat ik me allesbehalve fluks voel. Gefrustreerd door de “Komt goed !”-reacties.
Al is het dan zo dat ik niet blij zou worden van de tegenovergestelde bewering, het voelt een beetje als kurk in de mond gestopt krijgen. Want de zeggers zijn alweer voorbijgehold voor ik “Hoe dan ?!” kan replyen. En ik voel ’t niet, die GOED …
We puffen samen wat, en prikken ’n meet & greet. “Je bent toch echt geen allehensje” besluit Flo. Ze gaat voor me op de snuf en maakt van de lingua cryptica weer begrijpelijk Nederlands, onderwijl gezwind een paar wachtrijen skippend.
Héhé. Nu Florence meetilt weegt ’t lichter, en zakt mijn Atlas-gehalte.
Zodoende kan ik nu aan mijn Jack Sparrow-kaliber werken. Want : Black and blue past ‘m als een handschoen en hij komt goed terecht.
Dusss …. Pirates, here I Come !