Aan judo doen met de zwaartekracht is niet best voor de inspiratie, beste lezers. Je voelt je niet alleen alsof er een kudde bizons over je heen denderde, je gaat er ook van schrijfstotteren.
Walse, move, get continuous movement, zou Lionel Logue zeggen. En als ’t voor een monarch werkte, dan moet het voor ondergetekende ook de truc doen.
De zoveelste tube V.Oltaren er doordraaien vereist een heul andere flow dan schrijfgewijs weer in gang schieten. Derhalve gebruik ik vandaag een springplankje en val ‘blutsproof’ terug op een ouwe liefde : de Wot. Binnen een opgaaf uniek zijn heeft nog steeds zo z’n charmes.
Vandaag schotel ik je daarom een kazig relaas voor, beste lezers.
Kaas. Ik leerde ’t pas laat eten, en mogelijks daardoor nooit écht lusten. Want dat eenzame sneetje jonge Gouda en die luttele sliertjes Parmezaan, die maken geen deuk in een pakje boter. ’t Grootste kaassucces op mijn naam : de Ziz-kaasjes met ham erin.
Ik red ’t er prima op, maar ooit was de culinaire etiquette dat grondig met me oneens. Er was een tijd dat, als er meer dan 2 man en een paardenkop bijeenkwam, het eetgebeuren een thema moest hebben. Plus nouvelle cuisine moest zijn, zonder vaatwerk achteraf.
Waarbij kom je dan uit ? Juist, beste lezers, bij een kaas en wijn-avond. Zoveel jaar na mijn internaatsbestaan, rijzen de haren me d’r nog van ten berge.
De setting van dit vertelsel : de ouderavonden die mij als kostschoolganger te beurt vielen.
Even zeggen dat het brede smaakpallet dat mijn thuishaven me meegaf te pas kwam. Je kon me stront met streepjes voorzetten, ik at het – altijd nog beter dan kinkloppen, tenslotte. Hoe ruimdenkend een instelling echter ook is, een grens is er altijd. Bij mij heette die Franse kaas.
Mijn ouders hadden na meerdere pogingen hiermee hun verlies genomen en tilden er niet langer aan. Ze vonden : als je met goeie tafelmanieren aankomt, mag je best qua eten een tikje een rare snijboon zijn.
Amper drie, maakte ik een volwassen portie mosselen soldaat, lustte ik spruitjes, en draaide ik mijn hand niet om voor vis of lever. Daartegenover stond dat ik biefstuk maar zo-zo vond, bij appelmoes keek alsof ik kikkers doorslikte, en voor kaas mijn veto stelde. Sterker nog : pertinent wist dat ik d’r niet aan begon.
In bovenstaand licht gezien kun je je voorstellen, beste lezers, dat die ouderavonden, naast pret ook een kaas-bezoeking waren. Of eigenlijk een meervoudige.
De eerste kaasplank ging nog wel. Ach, gewoon een gevalletje wanbof. Ma en pa aten smakelijk, lachten m’n pech weg en haastten zich mijn stokbrood extra te beboteren, als troost.
Ronde 2 aten ze nog wel, maar lachten niet meer. Want inmiddels wijzer, wisten ze dat het voor mij die hele verdere week kaas voor, na en tussen zou zijn. Brr ! Ter compensatie liet mijn moeder een hoop lekkers achter op mijn kamertje en ging, broedend op een Ariadne-weekendmenu, huiswaarts.
Jaargang 3 zette mams haar fatsoen opzij en stelde het nog altijd afwezige alternatief voor kaas aan de kaak, door dat zélf mee te brengen. Die avond bleef ik gespaard van die ‘meurende brol’, maar de rest van de week moest ik m’n survivalfood met hand en tand verdedigen.
Editie 4 was de smart minder, want gedeeld. Intussen waren er ook ouders die verkondigden dat ze niet blij werden van kaas. Een minderheid die niet te negeren viel. Ergo : beleg.
Annus quintus kwam het helemaal goed. De school had ondertussen een diëtiste aangetrokken en mijn moeder zag tussen al die kaasellende het licht : ze liet mijn naam op ’t lijstje van deze madam zetten. Tot mijn groot geluk paste kaas niet in een aangepast voedselpatroon … !
Zet maar bij op het lijstje mijner defaults, beste lezers : bij gelegenheid blij op dieet te zijn.
En nu ? Echtigentechtig, de pijler van de Franse keuken – kaas met sla – is niet voor mij. Ruim genoeg heb ik ervan op. Wat zeg ik : ik kom toe tot het einde der tijden.
Het was, is en zal zo zijn : de enige kaas waarvan ik blij word, is die waarvoor ‘k mag passen. Geen Midnight Snack voor mij …
Wat kaas betreft ben ik best een rare snijboon, ja !