Dit stukje is soort van zwaan-kleef-aan, bij afgelopen woensdag (8/3). Zij het, dat ’n sliknatte ik, J-Lo’s elegantie niet evenaart.
Boodschappen doen. Blijvend avontuur, en dito bron van inspiratie.
Wie dit weer trotseert voor boodschappen halen, zou ’n lintje moeten krijgen. Of beter nog, een droge garderobe. Hm. Ain’t gonna happen.
Daarom sprint de sumo-worstelaar, die ik intussen heus ben, de eerste vijf minuten dat het droog blijft richting discount. Verademing om es niet met m’n zeiknatte spijkerbroek te moeten kampen.
Haal ik dan m’n weerslag thuis, die met m’n lengte is een ander paar droge mouwen. In de super laat ik mijn oog vallen, op voorgesneden soepgroenten. Happy & healthy komt wel weer, vandaag moet ’t vooruitgaan.
Ain’t gonna cooking all day, want ik heb stiekumpjes al ruzie met mijn knorrende maag – en ik wil niet dat ze me dit betaald zet met ’n kletterend cimbaalstukje genaamd migraine.
Maar bummer, ik kom er niet bij. ’t Is te zien dat ’t overgrote mensdeel veel groentjes eet, en dus groot groeit … Of zou het toch ’t hoogtebeleid’ van de supermarkt wezen ? Hier moet je minimaal 1.80 meten, om überhaupt iets te kunnen scoren.
Aan krimpen van m’n al uiterst compacte compositie wil ik niet. 152 cm – nog éven en ik ben onzichtbaar. Ooh-ooh, wat wil ik dat hierbij inclusieve toverstafje.
Gillend-giftig gekleurde opstapjes, her en der opgesteld, doen niets voor me. Of jawel : mijn toch al niet op punt staande evenwichtsgevoel nog meer verstoren. Lekker dan.
Ik staar de tijd weg, met verlangen naar juliennebalkjes. Pfoe-oeh, dat wordt el-len-lan-ge weg zo, naar de soep waar ik ze in wil mikken …
Dan intervenieert het hippe universum. Plant pàl voor me Organisatietalent. Een vinnige jongedame, die screent, ziet, pakt en besluit. Ingooien, check, afvinken, weer verder. Als ze in ene naast me staat, ruik ik mijn kans, om d’r voor m’n soepkarretje te spannen. Braafjes plukt ze, flitsend rap, de pakjes met de langste houdbaarheidsdatum uit de rekken. M’n buit is binnen voor de vraag af is ! Hoera ende joepie : ik kan m’n geluk niet op.
Helaas kan dat niet gezegd, van de andere helft van het setje, waartoe Adjuviaartje behoort. Jongeman Bonenstaak, grimmig verveeld, botsautootje spelend met ’t winkelwagentje. Behalve brokken, maakt ie niets klaar. Blauwe plekken kunnen ‘m gestolen worden. Winkelen, en alles anders, al helemaal. Puh.
“Wa stade gij ier na tegen u eigen te kalleweien, heh ?!” – ventileert ie. Op ‘krijg-nou-wat-er-zit-een vijs-aan-los’-toon. Met mijn soepgroenten nog in handen, draait ze naar hem toe en zegt: “Efkes bezig, voor Mevrouw.”
Ploefffff, ik in dit dispuut. Nietsziend staart Bonenstaak over mij, de Lilliputter, heen. Je m’en fou-geste er achteraan. Bepààld niet charmamt, dit.
Dat heet geen waar, zunne, dat iemand, die me zo attent ‘depanneert,’ de wind van voor krijgt … !
Hét moment om scherp te sneren.
“Hei ja, zeg !” ’t Was voor mij, ik tel ook, al kijk je los over mij heen, omdat ik onder 1m80 blijf !”
En wég zeil ik, all this unpleasantness achter me latend.
Om fluks alweer het volgende obstakel te treffen. ’n Heel praktisch steelpannetje, waarvoor ik wel nog even 30 centimeterkes moet bijkweken. Voor ik klaar ben met denken dat ze ’t net zo goed aan ’t plafond kunnen hangen, doemt opeens Bonenstaak op. Jawel hoor, die – van geweldig leuke Adjuviaartje.
Kan ik misschien iets aangeven, Mevrouw ? Niet vriendelijk, maar stuk-ken beleefder dan zopas. Ik herken ‘m, en zeg daarom nog ietsje bozig : ” Gestuurd om die steelpan te pakken, soms ? ” Al wijzende zie ik pioenrood naar z’n haarwortels oprukken. Warempel, he redeemed himself !
Als ik de steven huiswaarts wend, denk ik vergenoegd aan Adjuviaartje. “Ain’t your mama !”, zal ze gedacht hebben, toen ze Bonenstaak voor me liet opdraven.
Ware girlpoweRR !
Zwijmelen op Zaterdag is een initiatief van Marja.