
Bron : afbeelding nieuwjaarsbrief via Google.
1 Januari 2012. Deze frase zou zo maar uit een nieuwjaarsbrief kunnen komen.
Een nieuwjaarsbrief schrijven. Jij hebt het gedaan, ik heb het gedaan. Wie niet ?
Deze week vond ik zo’n oud, door mij neergepend exemplaar. In een onzeker, kriebelig handschrift. Stilletjes vraag ik me toch af of de ontvanger er ooit nog in gelukt is het op eigen houtje te ontcijferen. Want mij, als auteur, kost het moeite …
Als je ze naast elkaar legt, zie je een duidelijke evolutie.
De eerste exemplaartjes stammen nog uit de orale traditie. Er is een getypt/voorgedrukt/geknipt/geplakt tekstje, maar dat is voor het zicht, omdat je nou eenmaal moeilijk een lege nieuwjaarsbrief kunt afgeven.
Tegen de tijd van de 3e kleuterklas – het moment waarop je geacht wordt de kunst van het recht knippen en plakken meester te zijn – zie je in mijn nieuwjaarsbrief scheve knipsels en inplaksels verschijnen.
Het moet gezegd : recht is bij mij een wisselend begrip. Afhankelijk van het oog dat er naar kijkt. Ook nu nog. Nu ja, ik ben van het principe “schoon scheef is ook niet lelijk”.
Maar tegen nieuwjaarstijd van het 1e leerjaar begon het puffen en zweten pas echt. De inspanningen tot vermeende rechtheid waren niks vergeleken bij al dat schrijfwerk.
Hoewel het met het oog van nu korte tekstjes zijn, leken het toen wel epistels.
Naast de authenticiteit van het manuscript, speelde plots ook het aantal mensen die hier recht op hadden een cruciale rol.
De traditie wil dat grootouders, meters en peters en ouders hier recht op hebben.
Arme ik. Terwijl sommige klasgenootjes die brieven in een wip neerpenden, kostte het mij uuuuuuuren om vier leesbare stukken te produceren. Dat heb je nou als je grootouders niet je meter en peter zijn …
Maar helemaal onsportief waren mijn ouders toch niet, dat moet gezegd. Want ze bespaarden me het wat vreemde record nieuwjaarsbrieven schrijven door zichzelf telkens van het ontvangerslijstje te schrappen.
Misschien komt dat omdat ze hem al konden dromen lang voor het 1 januari werd.
Want die dekselse brieven namen heel wat huiswerktijd in beslag en brachten veel ezelsoor- annex kreukstress met zich mee.
O ja, ik weet het wel. De traditie rond nieuwjaarsbrieven wil ook dat er op school tijd wordt ingeruimd om ze te schrijven. Maar : volgens een al even hardnekkige speling van het lot werd die in het lesplan voorziene schrijftijd elk jaar korter, terwijl mijn ontvangerslijst status quo bleef.
Dit onevenwicht heette zo ergens vanaf het vierde leerjaar simpelweg extra huiswerk.
Al dit manuele werk kwam de leesbaarheid niet ten goede. Want kalligrafische aanleg heb ik nooit gehad, en in snelschrift ben ik – tot mijn eigen grootste spijt – nooit een krak geworden.
Daarbij komt nog dat ik rond die tijd zowat elke maand tot een ander handschrift besloot. Wat nou, niet aan een doordacht handschrift werken ? Achteraf blijkt duidelijk dat ik toen nog geenszins wakker lag van het economische aspect van tijd.
Deze schrifttransformaties verliepen allerminst vlekkeloos, omdat ik als linksepootje ook nog eens interesse kreeg in een vulpen(!).
Met de leeftijd ging ik ook veel kritischer kijken naar de content van de brief.
Welke 12-jarige noemt zichzelf nou nog vol overtuiging kapoentje ????? Dat is not done. Aanschuiven in de briefrij met ukjes is dan ook niet echt meer wat je noemt cool.
Blij was ik dus, toen ik mijn laatste exemplaar overhandigde. Het begin ervan staat in mijn memorie gegrift : Pfffffffff … ! De opgetrokken wenkbrauwen die deze intro te weeg bracht, ook .
Toch moet ik zeggen dat het me nu wel intrigeert. Nee, niet de vreemde opgelegde betitelingen als meter (terwijl ik gewoon tante zeg).
Of het al even obligate kapoentje aan mijn adres (waar ik me niet door aangesproken voelde, omdat ik gelukkig nooooooooooooooooooooit zo werd genoemd).
Het moet gezegd: mijn aversie voor dit woord nam recht evenredig toe met mijn taalvaardigheid.
Niet de geforceerde toestanden – die je ondanks alles oprecht moest laten klinken – maar de intentie van de brief vind ik nu mooi.
Hoe zou zo’n brief er uitzien als je had mogen beschrijven wat je in dat nieuwe jaar allemaal wilde doen ?
Wat ik zou willen ? Goh, een heel pak niet-materiële dingen, waarvan ik de facto weet dat ze niet haalbaar zijn, omdat je de tijd niet kunt terugdraaien
Maar een uitdaging moet wel kunnen. Een drieledige zelfs !
Bovendien wordt gezegd dat intenties makkelijker haalbaar zijn als je ze niet voor jezelf houdt, maar ze met anderen deelt. Hmm … het proberen waard!
Dus opgelet : hier komen ze !
Dit jaar wil ik 100 blogstukjes schrijven. Dat moet haalbaar zijn, gezien het feit dat ik er het voorbije half jaar meer dan 50 schreef …
Direct hieraan gelinkt is de challenge om weer meer te gaan lezen. Met lezen bedoel ik dan écht lezen.
Niet na 2 pagina’s de weg kwijt raken tussen de regels, omdat je je maar niet kunt concentreren, of omdat je telkens moet proberen je boek niet nat te huilen. Nee, in één ruk uitlezen en het boek kunnen vatten.
En om dat lezen weer aan te zwengelen wil ik voor mezelf een wekelijks vast bieb-moment inplannen.
Dat inpassen in mijn dagelijkse routine wordt vast een klus, want ik zie altijd wel iets dat net nog even dringender is … Maar : met deze ‘actie’ wil ik mijn hoofd leegmaken en het spectrum aan blogconceptjes een beetje verbreden. Benieuwd of ik in mijn opzet zal slagen …
Hoe werken jullie aan nieuwe routines ?