Tagarchief: troost

Comme si, comme ça ? Ça va, Ça va … (Swoon 59)

Het zal niet verbazen dat mijn vandaagse schrijfsel een Frans tintje heeft, beste lezers. Maar erewoord, ik ga niet voor holle slogans, in roeptoeterende verkiezingsdebatten waaraan niet te ontsnappen valt – met als ‘kriek op de gâteau’ flinterdunne, haast niet waar te nemen analyses. Peurre d’être faux, quoi.

Neuheu, ik ga voor zwier. Vavavoum et joie de vivre. Kan ik zelf ook best gebruiken, want mijn gebruikelijke roetsj is nog niet terug ; ik kan nog altijd gigaveul sneller denken dan doen. Ik mis het megabyte verschil, zeg maar.

Die post-op vrijdag loop ik met m’n ziel onder de arm. Het gaat prachtig – als je van plan bent stil te zitten en mooi te wezen. Op het eerste zicht dus. Het tweede zicht vertelt une toute autre histoire. Rugpijn hors catégorie na de ingreep, dus daar moet wat mee. Mijn buik en rug hebben pech : klinkers vormen de scheidslijn tussen Die Dokter en mezelf. Schobberdebonk is de prijs die ik betaal, om van die oei-ai status waarin ik zit, af te komen.

Met het nodige gedoe hijs ik me in mijn Noordpoolpak en haast me weg. Nog geen halve bocht verder hoor ik een bekende stem … “ier é ier woont vroeger clientèle van mij “… en …. Floeps, ik val pardoes in de armen van ma petite Dame de Paris (PD). Mijn Engel zonder vleugels !

Zoals alleen zij dat kan valt ze uit de lucht, op penibele momenten. In een vroeger leven mijn interieurverzorgster, nu mijn seingever van de Voorzienigheid. In ieder geval : altijd daar als m’n ‘moral’ een boost moet.

Héhe, wat ‘n zet van het hippe universum zeg, dat ik nou es ’n keertje op afroep verschijnen mag. Met blije verrassing trekt PD me tegen zich aan, om “ça va mieux ?” in mijn oor te fluisteren, en vite-vite, voor de haast ons weer uiteenrukt, een kus op iedere wang te drukken. Ben ik dan niet heus ’t couchie-couchie-type, een knuffel van PD sla ‘k niet af.

Wat een heerlijke opkikker, dit. Nét wat ik nodig had.

Destijds botsten we, even hoepla-boem als nu, op elkaar. Zij, op zoek naar een vaste ‘standplaats’ en ik, de ontelbare wissels dan wel afzeggingen beu.

Ten tijde was de weg in mijn woonstee weg, en had ik ter vervanging ’n immer aangroeiende zandwoestijn binnenshuis. Hopen-lozen was het devies. Na wéken was ik he-le-maal klaar met Sisyphusje  spelen. Niet liefjes meldde ik daarom de Firma Rap en Proper, dat ik geen nee meer zou accepteren. Kwam het niet uit de lengte, dan maar uit de breedte, maar klaar moest het zijn.

De breedte hield in, dat naar mijn Frans werd gepeild. Enige notie was nodig, om de vrijstaande PD niet helemaal het Nederlandstalige bos in te sturen, namelijk.

De diplomatie kon ik er niet mee in, maar me een Franse blaas wijsmaken, NON. Bovendien: ik wist hoe het woordenboek werkte, en met wat ouwerwetse aanwijsgymnastiek waren we al een end op scheut. En, zo bedacht ik, dat taalbad Frans was ook niet verkeerd. Alles beter dan de letterlijk smerige ellende waarin ik zat …

Het stof is niet van m’n dictionnaire geraakt. Maar dat is dan ook het énige plekje waar ’t op bleef zitten, want de pétillante verschijning die bij me aankwam, bleek ’n ware schoonmaaktornado, die in geen tijd haar Nederlands wist op te krikken – naar het niveau waarvan ik droomde dat ’t mijn Frans betrof.

PD had ’n tweevoudige uitwerking op me. Injectie en ontspanning tegelijk. We giebelden wat af, want ze had humor. Toen onvermijdelijk le temps d’adieu arriveerde, was dat nog best even slikken – wederzijds.

Hoewel : we zaten en zitten sindsdien altijd wel in een hoekje van elkaars oog.

Ook dan, op die Siberische dag. In de trein, op weg naar afscheid.  Als ze mij zo in de kreukels ziet is ze aangedaan – helemaal als ze tot de conclusie komt dat ze precies even oud is als de dame op de roze wolk.

Samen vervolgen we de reisweg en delen we de stilte. Voor mij een echt geschenk.  Toen, en ook nu nog. Helemaal omdat ze zich eraan had kunnen onttrekken, maar dat hoegenaamd niet deed.

PD is voor mij zo’n zandkorreltje dat zichzelf tot een prachtige oester heeft weten te slijpen. Een ware Coquille Saint-Jacques.

En het mooiste : ze deelt haar glans graag met anderen !

Zwijmelen op Zaterdag is een initiatief van Marja.

NB : dit stuk is een herwerking van “Deze cirkel, daar kan je niet rond“, eerder verschenen op Ariadnesdraad.

 

 

Advertentie

Mr. Leeflust (Swoon 51)

Vooraf : Deze Swoon is een ode aan Leeflust, een bijna-eeuweling met zwier, nu wolkzitter.

2017. Een loodgrijze februari-morgen, een keukentafel en ik. Dat is de setting, beste lezers. Allemaal even troosteloos. ‘Mijne kop’ voelt als het vierarmen-kruispunt : oren, sinussen en ook één oog zitten potdicht. Het enige dat loopt is mijn neus, en tranen. Het doorgaande verkeer bestaat uit een file tissue-propjes.

Oorzaak is het momentum, dat me de fakteurfactor liet trotseren. Sinds mijn correspondentie inclusief vensteromslagen is, vergt dit zo nu en dan vermetelheid. Het is nu dat andere gevaar, het gebroken wit met zwart randje, dat voor stupéfait zorgt.

Leeflust’s tien dagen eerdere “Halloooo, ik ben er nog !” was nu : ik ben niet meer. Ik kijk er daas naar. Mijn oog wordt onweerstaanbaar getrokken naar het bijtend roze Post-itje van Buur dat de ingetogen envelop ontsiert.

“Dit vond ik in de bus, na een paar daagjes weg”. Potverhierenginderenoveral ! Te laat. De gestrenge correctheid van m’n nieuwste wolkzitter indachtig, speelt zich binnenskops de begrafenis van de postbode af. Op het geplogen witte scherm hierbij, nu eens geen wapenfeiten, maar welgemeende tirade. Van MIJ. Want dit brei je niet even recht, n’est-ce pas.

Ook hoofdelijk, hoor ik Leeflust scanderen : “Kijk naar wat je wel nog kan, Ariadne”. Nou. Vooruit. Een reuzemok dampende koffie dan maar. Niet dat ik ze proef, maar de opstijgende warmtekrinkeltjes vertroosten. Een dosis obligate zuivel, en een Exce.drinnetje erachteran.

Now we’re talking ! Vlug condoleren, voor ik weer inzak. Aldoende hoor ik, dat er ’n koffietafel 2.0 komt, omdat er nog liefhebbers waren, voor ‘de postbode schabbernakken’*.

Toentijds. Soms breken mensen binnen in je bestaan op, eh, ‘liefst-niet’ moment. Wat nou, alles in de plooi…? Overhoop is ook mooi. Echtigentechtig.

Ik – pas een half land verderop verhuisd zijnde – was fysiek óp. Alles weigerde dienst, maar ikzelf, noch de dokter, toen nog te leen, begrepen er éne jota van. Dus : ’n batterij opzettelijk ver uiteen geplande onderzoeken, bedrust en ‘kamertje alleen’. Met uitkijk op de badkamer.  Daarin  : ’n gehoofddekseld heertje, zichtbaar moeite hebbend niet te ontploffen. Z’n doodzieke Cupidaatje werd van hot (badkamer) naar her (gang) gesjouwd, namelijk. Kamertekort…

Dat ging zo, tot ik ’t tafereel – plus de lege ruimte naast mijn bed – niet meer kon aanzien, en de verpleging er op aansprak.

“Weet je ’t zeker, ” roloogde witkapje, niet overtuigd.

27 zijnde, wist ik ook wel wat leukers dan ’n haast-hemelende, maar m’n hart was bij dat meneertje, dat straks – kinderloos, net als ik – met een gapend gat kwam te zitten. Moest-ie zich dit alles herinneren, met heisa en beddengeschuif op de voorgrond ? Mooi niet, als ik ’t helpen kon. Met stip iets waarin ik onwrikbaar absoluut was, beste lezers. Zo adopteerden we elkaar, die dag, de 80-er en ik.

Personeel meldde zich prompt kies afwezig. Ik trok dus maar m’n meest fluwelen handschoen aan, en vertelde zo zachtzinnig als kon, dat Piet Hein onafwendbaar onderweg was.

Z’n die-ie-pe zucht en één ontsnapte traan deden konde van de inzinking, maar, ik zag ook iemand die gaandeweg herrees, met lust tot leven. Leeflust.

Precies één week na ’t verscheiden, stond ie weer aan m’n bed ?! Mét ribbelchips paprika. Want was mijn zoutgehalte niet gekelderd, volgens de dokter ?

Was er dan draad doorgeknipt, er werd ook een nieuwtje gesponnen. We hielden contact, en giebelden en grienden wat af. Hij maakte me wegwijs, in m’n nog ampertjes ontdekte woonstee, en ik was dol op mijn levend archief. Samen hadden we ’n geschiedenisboontje. De grote oorlogen kwamen dus voorbij, hoewel heul summier. Want op dit punt was Leeflust   oester. Die ik dan weer niet probeerde open te breken.

Hierover verhalen aan ‘jonge’ mensen vond ie passen als ’n vlag op een modderschuit. Dit verlies nam ik sportief. Wat moet je anders, als iemand haast drie keer jouw leeftijd telt ? Af en toe liet zich tóch iets wetenswaard kennen. Zo begreep, sprak en las ie prima Duits. Maar hij zette de toenmalige Voldemort en zijn groot begane kwaad op zijn manier gevangen – door complete negatie van de taal die ze spraken.

De generatiekloof, ze ís er, maar niet bij deze man – die goed twéé keer mijn opa kon zijn. Deze ware gentleman, met humor en open, twinkelende blik, was zowel verademing, als eer, om te kennen.

Zijn oorlogsattitude om ergens voorbij te kijken, zijnde mijn gammele constructie, en de waardering van mijn vrouwelijke input bij dilemma’s, waren kadootjes. Van hem, aan mij.

Kortom, het was me een hemelsbreed genoegen.

Spontaan kwam Harry Belafonte naar voor als swoontje. Deze maartmaand jarig, en ook 90+, met charisma.

Geniet van Hava Nagila, beste lezers !

Zwijmelen op Zaterdag is een initiatief van Marja.


*: iem. schabbernakken : iem. bij ’t nekvel grijpen

Over Feniksen en Kaneelvogels (Swoon 43)

De hoeveelste versie van dit stukje je nu voor je hebt, weet ik echtigentechtig niet, beste lezers. Bij de tigste versie ervan, ben ik maar met tellen gestopt. Nee, dit is ’t niet, dacht ik telkens weer. Opnieuw dus maar. Opnieuw, opnieuw, opnieuw.

Opnieuw beginnen. Exact wat ik sinds het ontstaan van mijn Novemberverdriet dag-aan-dag heb gedaan. Net als al wie er evenzeer door werd getroffen.

Met wisselend succes, en vooral, een zilte zee aan tranen. Al dan niet zichtbare.

Het is vreemd, om dingen te doen, waaraan zij geen deel heeft. Het is be-vreemdend, om haast hààr leeftijd te hebben, verre van oud, en me terzelfdertijd te voelen, alsof in mijn voorbije lustrum, er even ‘n heel honderdjarig leven zit bij-gepropt.

Hoe bizar zal het zijn, om straks even oud te zijn, als de dame op de roze wolk …

Qua buitenissigheid komt er vast een streepje bij, als er, ooit, méér jaren op m’n teller staan dan zij er heeft verzameld. Het zusje, zonder zus – en toch ouder dan.

Enigmatisch is het. Net als in juist déze week het 43ste Swoontje schrijven. Desondanks doe ik het.

Want, de afgelopen 72 maand hebben geleerd, dat de verbijstering steeds weer toeslaat, ongeacht dag of tal.

Als er wordt opgelegd (cfr. Dr. Tinus) dat het na 6 jaar wel es klaar moet zijn, of juist als de andere kant van de lijn haarscherp bij je aanvoelt – en ook nog in woorden giet – wat er aan emoties bij je kolkt.

Dan kan ik de ene inmiddels gepast op z’n plaats zetten*. En de ander terugbellen, om te zeggen : ” Sorry, ik moest eerst even uithuilen”.

Soms voelt ‘t, als de gedaantewissels, van een eerstejaars tovenaarsleerling. Vanuit het ene, de feniks, even in het andere, de kaneelvogel. En op de geslaagde dagen, de twee in één. Ik.

Bestendig tussen hamer en aambeeld. Continu tussen omgevings- en eigen verdriet geklemd.

Gevolg van die giga-omwenteling die alles, mijzelf incluis, voor altijd heeft veranderd. Onherroepelijk. Zonder dat je er even vrij van kan nemen.

Voor al wie ook (November)verdriet heeft : de kracht van een Feniks stuur ik je toe, samen met de zoete troost die deze kaneelvogel in zich heeft. Wholeheartedly.

Want verdriet, dat is tenslotte dat ding met veren.

Voor meer zwijmelplezier, klik hier.

______________

* : intussen kwam een nieuw consult voorbij, dat van een leien dakje ging …

I’ll Rise, still (Swoon 39)

Vandaag even kijken wat mijn hart zegt over de aanstormende dertig dagen, beste lezers.

Met de elfde maand alweer aan de deur, zet ik me schrap voor de stukjes glas, die weer af en toe extra hard in mijn hart zullen prikken. Niets aan te doen. Novemberverdriet. Van het meerluik van toen tot nu heb ik een hele weg afgelegd.

Maar toch, het blijft balanceren. Vallen. Onderstromen. Opkrabbelen. Opstaan. Doorgaan. Onbedachte voetangels ontwijken. Schimmig gefluisterde opmerkingen niet laten afketsen op je pijne hart. Te hard om niet te denken : ” waarom toch ? ” en te zacht om goed te horen, die pijl van het geniep.

Bovenstaan. Naast laten gaan. Neerleggen. Veel, vaak en steeds opnieuw. Want tegen onverstand valt niet op te tornen.

Denken, weten, voelen én uitstralen : “Ik doe het, en van jou moet ik het nog zien !”

En, als je boos, maar toch nog ‘composed’ genoeg bent, ’t ook nog zeggen. Dat is rouw, in pakweg honderddertig woorden.

Natuurlijk zijn er meerdere situaties te bedenken, waarbij iets snijdends zomaar over je uitgestort wordt. Dat vind ik zo sterk aan Still I Rise van Maya Angelou : universeel toepasbaar.

Mijn Swoontje staat hier. Met Engelse tekst en audiofragment erbij.

Ik kwam dit op het spoor door een docu rond Serena Williams. De langdurigheid waarmee de Williams-zusjes nu al aan de top staan, doet onsportiviteit ontluiken, weet ik.

Bots ik op een match met Williams, dan supporter ik standaard voor de opponent. Dat wil zeggen, als ik me er al toe kan zetten, het uit te zitten.  Tja, niets menselijks is me vreemd, beste lezers. Voorspelbaarheid verveelt stierlijk. Hoe leuk het waarschijnlijk ook is, om het momentum te keren, te sturen, en finaal aan het langste eind te trekken.

Frut voor de toeschouwer die ik ben. Maar, als Serena dan een boontje blijkt te hebben voor Maya Angelou  – en ok, met een pluchen Disney beddewaarts gaat – dan smelt ik zowaar toch.

Want : I am the dream and de hope …

I rise. I rise. I rise.

Still I rise.

Valt weinig anders op te zeggen dan Amen.

Voor meer zwijmelplezier, klik hier.

 

Een Statler & Waldorfje (Swoon 37)

Bloginspiratie komt niet, of juist alom. De muze wierp me ’t veertje toe, waarmee Matroos Beek haar zelfbeeld scheef zag gebreid. Terug dus naar de knutseluurtjes op school, waarvan ik denk : ” Ochotte, raaaaaaaaaaammmmmmp-zaaaaaaaaaaa-ligggggggggg”.

Handwerk is (mijn) horror, beste lezers. Met gestoorde, toen niet eens deftig in de steigers staande motoriek helemààl. Een lefty zijn draagt in deze geenszins bij.

‘Demonstratief linkshandig’, was destijds explosief, voor wat bedoeld was als gezellig theekransje – met Moedersmoeder en diens zus Alies. Moederstante was niet wat je noemt het grootste licht, en megalomaan antiek in denken, bovendien. Op brandweervolume kreette ze dat ‘linksepoten wel van de duvel bezocht’ waren ???????!!!!!!!!!!’

Ku-uccccccccccccccccccccchhh. Krijg dat op je bord tijdens je afternoon-tea.

Nu vind ik het ronduit hilarisch. Toen zette het de traansluizen open.

Arme, arme grootmoeder. Je wil het niet dromen dat je zus, dochter en kleinkind in één-en-hetzelfde incident betrokken zijn. Respectievelijk als oen/kop van Jut.

Zat mijn moeder penibel gewrongen, (mijn) zus was dusdanig verbouwereerd, dat ze zowel de koffie- als de theekan leegkiepte in één mok. Niet goed, niet goed.

Gelukkig was Mit ’n vrouw van de daad. Ze stelpte de watervallen goeddeels, met een vastberaden en overduidelijk woest toegeblaft, “ALLLLLLLLLIEEEESSSSSSSSSSSS, hoe duurrrrrrrrrffffffffffffffffffffde !!!!” Een paardenmiddel, dat zijn effect niet miste, beste lezers !

Haar pàl voor mijn neus geafficheerde afkeer trok veel recht, bij de ‘linksepootclub’ die we thuis waren.

Want, Vadermans was óók meervoudig betrokken partij – hoewel hier stille vennoot. Zijn moeder én broer waren ook geen rechts-schrijvers, namelijk, al wist ik dat toen niet.

Logisch, want Gulliver’s moeder had zoveel ‘handenslaag’ geïncasseerd dat ik ‘r nevernooit heb zien schrijven. Dit trauma spoorde niettemin aan tot ‘een boomstam’ steken voor de herhaling bij haar oudste zoon.

Nonkel trof ’n begripvolle meester, die weliswaar rechts prefereerde, maar de linkse schriftuur waardeerde, wegens mooi. ’t Resulteerde in ‘ongeslagen tweehandige schoonschriftschrijver’. Die, toen ik de schrijffase inging, vurig supporterde, want dat links-zijn had ik, als zijn petekind, toch van hem, zekerst !

Waren ze thuis heulemaal mee, met ‘op het oog gevaarlijk onhandig, maar eigenlijk niet’, op school was ’t nop.

’t Zal ergens rond de zesde klas (groep 8) zijn geweest, dat ik uit mijn weerbarstige motoriek een soortement mandala-tekening had weten te wringen. Mét resultaat, al zeg ik ’t dan zelluf.

Ik dus uitpuffen, én jubelen, binnenin. Enter de goedkeurende juf. Hoerastemming, en zelfbeeld ok.

Toen de co-juf, die zuurtjes keek ? Ja! werd ‘maar’ en “waarom hebde da nu ZO gedaan !”. Pats ! Daar lag m’n prille kunstenaarshart aan diggelen. Naast zelfbeeld, en de façade, want de tranen brandden gemeen.

Tja, de één kon de ander voor ’n kinderhart niet afvallen, natuurlijk. Dus ging het van ‘goed’ naar ‘niet slecht’ naar ‘kan beter’ naar ‘trekt op niks’.  Wegens duobaan dubbelop, uiteraard. Statler en Waldorf waren er schàtjes bij.

Moeders had flink kluif aan het opvijzelen van duchtig verguisd moreel. Mana-mana zeggen was toen (nog) geen sterk punt …

’t Is dit juffen-duo op ingewreven imagoschade komen te staan, die eerstvolgende ouderavond !

Twéé mopperpotten, dan kom je natuurlijk bij Muppets en ’n schouwburgbalkon uit.

Mana mana !

Voor meer zwijmelplezier, klik hier.

Bolero-gate ! (Swoon 29)

Alweer drie jaar geleden kwam er ’n eind aan de dwaaltocht van m’n moeder in het Alzheimer-woud. Weg uit ’t hoofdelijke duister, werd ze wolkzitter.

Ergo : de begrafenis regisseren. Dat wil je ’n beetje in stijl met diegene om wie het gaat.

Denk : met goeie teksten, wat zwier en mijn moeders lijflied. Géén mummelende pastoor, met ellenlang, onverstaanbaar gezwatel.

Nou-hou. Goed dat ik zo verdrietig was, anders was ik vast van ergernis even purper-paars aangelopen als ’s mans stola…

Maar alla, de muziek dan.  Voor zijn liefste wilde Vadermans graag hààr lijflied. Mijn zwier-minnende moeder hield van de lange versie van Ravel’s Bolero.

Dat stond als ‘n  oordopjes-dragende paal boven  water, want had ’t gekund, ze had ’t volume nog ettelijke streepjes voorbij HEULEMAAL OPEN gedraaid.

Dat was dus, bij leven en welzijn, wel es duveltjeskermis. Maar : dit masterpiece was voor de occasie bijzonder geschikt.

Duurt lang en begint stil … Kortom, ideaal voor ’t naar buiten schuifelen. Tegen dat het échte lawaai aanvangt, kort de rij al aardig …

Zo bedacht, zo gedaan : mijn hipster-vader prepte zélluf een cd-tje met daarop het masterpiece.

Piece of cake, die muziek, zou je denken.

U..uch..hum. ’t Werd eerder pièce de résistance.

Eerst viel de gekortwiekte zang nog niet zo op, maar toen het koor maar blééf schitteren door afwezigheid, trok mijn vader de pastoor bij het oor. Als opmaat van je ellende, wil je niet ook nog gemarteld door kattengejank. Die historie doorliepen we al een keertje, in een ander godshuis, weliswaar.

De clericus had ’t bepaald niet op persoonlijke streepjes muziek. ’t Kon ‘m niet canoniek genoeg zijn. Al stond dan ’t koor, op hun hoofdaltaar, stommetje te spelen.

Naast toppunt van belachelijkheid, was ’t ook buiten Gulliver gerekend. ’t Werd ’n kop-tegen-kei discussie, want Vadermans stond strak gebeiteld op z’n punt.

Bolero-gate ontspon zich.

P : “… ge zult mij wel ne vervelende vent vinden, maar….” (afgekapt door) Vadermans : “…. da vinnekik zeker !!!!!!!!!!!! “

Alle tristesse ten spijt, kon ik toch mijn lachen niet bedwingen, toen de neerslag van deze discussie voorbij kwam. Ik had een vlieg willen zijn.

Dat laatste afscheidskadootje kwàm er, beste lezers. Tijdens de ‘uitstroom’ schalde de Bolero door de boxen. Hèhè.

Vandaag heb ik ‘m voor jullie in flash-mob. Had mijn moeder prachtig gevonden, wil ik wedden. Zeker dat jochie in rood shirt. ’t Is écht wel ’n cutie-pie.

Wees gezeten, beste lezers, en pak gerust koffie en ander lekkers erbij. Heb je alle tijd voor, want je bent met deze zwijmel wel efkes onder dak. (dik 12′, trommelaar start op 00 : 49)

Ik zou zeggen : geniet, en hou de zwierige mood even onder handbereik tot volgende week, want dan hebben we hier ’n feestje. Stay tuned !

Voor meer zwijmelplezier, klik hier.

 

Een klein kriebeltje toe … Swooning Saturday 18

Afgelopen week was er tristesse om oud, maar immer zittend zeer. Een kwansuis geplaatste opmerking trof doel. Op slag voelde ik de duizend gruzeltjes die m’n hart zijn, weer schrijnen. En eigenlijk ook wel schreien, ja.

De elastiekjes van mijn goeie hum trokken het niet alleen ; versterking van een Bison-lijmpje was aan de orde. Ergo : You Tube. Want goeie muziekjes hebben onvermoede Compactuna-kwaliteiten, beste lezers.

Na wat uurtjes muzikaal klikwerk had ik niet alleen een mooie Zwijmeltjes-voorraad, maar ook ’n weer stevig gekitte kern.

Vandaag dus veel klank en slechts een klein kriebeltje toe.  Voor wie het kriebeltje (niet) herkent : ’t is van het kinderrijmpje “Plak gaat naar de markt“.

Plak gaat naar de markt, koopt een koe, met een klein klein kriebbe(l)ke toe. (Met als orgelpunt een flinke kriebel in de handpalm van wie wordt toegezongen, uiteraard…)

Hupseflups is daar, tussen alle deuntjes door, mijn grootmoeder weer even. Goeie zet van m’n celletjes : ’t doet wonders voor mijn mood.

Van tristesse ging het dan ook naar nostalgie, (gitaar) om over ik kan niet kiezen (Harry), te eindigen bij Girlpower for the world !

Na een overtuig(en)de Sà van Miriam Makeba ben ik nu weer Pata Pata, beste lezers !

Voor meer Zwijmelplezier, klik hier.


Noot bij Pata Pata : Het lied is klaar zo rond 3:50. Aan de rest van het fragment heb je minder : het is ’n lange aanloop naar wat niet vervat zit in dit filmpje. Ik opteerde tóch hiervoor, vanwege het feit dat het geluid goed zit, en ikzelf Miriam Makeba altijd een al wat oudere ‘grande dame’ heb weten zijn.

Een verjaardag zonder – maar mét taart

Ik heb het geluk tante te zeggen tegen een hipster avant la lettre, beste lezers.

Moederszus is écht geen allehensje. Zerpig en kleurloos kan je haar allerminst noemen – joie de vivre is voor haar uitgevonden en er is altijd wat te draaien. Zeker tijdens het zomerreces.

Dan is ze druk met het clusteren van verjaarspartijen. Very hip, maar in haar geval geen novelty. Voor haar hoorde bij groot worden dat ‘alleman rondom’ z’n verjaardag in de zomerstop parkeerde. Het hep wat, en wat goed is moet je niet anders willen, toch ?

Led by example, it was destined to be, dat driekwart van Tantes kindervreugd de Summertime je van hét vond om te verjaren. Het andere kwart, hield ze voor hààr verjaardagsmaand : december. Partytime again.

Was ze vroeger al modisch, is ze nou hipperdepip, want tegenwoordig batcht * ze verjaardagen. Je moet tenslotte van gekkigheid wat, om taart-fatigue te voorkomen.

Want je zal het maar hebben : kroost’ s aanhang dorst ** jandorie OOK nog in Augustus jarig te zijn. Genre : ik vandaag, gij morgen. Hoe zot op zoet  – en hoe stuiterend van suiker ook, met 7(!) verjaardagen op niet eens ’t dubbele aantal dagen wil de laatste in de rij nog wel es sipjes naar z’n eigenste verjaardagsgebak kijken.

Neuh, dan the new generation  : tot ieders jolijt allemaal niet in hoogzomer een jaar erbij.

Ondanks genoemde taartgekte adopteerde Moederszus er met liefde en plezier nog een feestdag bij. Mijn moeders verjaardag …

De aanzet hiervoor lag in de nevelen van vergetelheid, die ervoor zorgden dat mijn moeder zich ten huize Moederszus als een visje in het water voelde, terwijl haar eigen woonstee té recent was om op veel animo te kunnen rekenen.

Er was Tante veel gelegen aan m’n moeders blijdschap, dus werd haar adres de feestlocatie. Vorig jaar, het eerste jaar zonder, wist Gulliver niet wat aan te vangen met mijn moeders verjaardag. Dus at ie samen met Tante maar een stukje taart. Zij had tenslotte de misericordia van dichtbij meegemaakt, en mocht ook wel wat opgepolleperd.***

Het werkte prachtig. Niet alleen de taart viel in de smaak, ’t idee erachter ook.  Dus bliezen we ook dit jaar weer verzamelen, om mijn moeder te vieren. Ieder gaf present, en ik, ik teken ervoor om met taart herdacht te worden. Nougatine rules, beste lezers !

” Ik Ben Een Zomerjong ” zei mijn moeder altijd. In haar geval meer dan waar. Letterlijk en figuurlijk.

Het moet wel haast zo wezen dat het zomerjong, als wolkzitter, aan de weerknopjes draait. Exact hetzelfde weer als twee jaar geleden. Zoel, zomers warm bij 27 graden, hoor ik Weathervoice zeggen in de vroege uurtjes van déze 12 augustus. Mijn moeders weer.

Het mijne ook. Vooral nu ik vandaag geen zwart mantelpakjes-vest aan hoef dat ik tegen de tijd van de koffietafel niet meer uit durf, omdat de zweetkringen in het T-shirt dat ik eronder heb, alles behalve matching zijn.

Nee, vandaag zet ik mijn witte zonnehoedje op, en ga de geur van goed weer opsnuiven. 

Per slot van rekening : je bent een Zomerjong of je bent het niet …

——————————————————————–

*   : batchen : samen laten komen

**  : dorst :  dialect voor durven

*** : opgepolleperd : opgevrolijkt

Retrospectief : Novemberepiloog

seo zoekmachine optimalisatie

Vandaag het slotstuk van de serie Retrospectief waarvoor Prinses Op De Kikkererwt me inspiratie aanreikte.

(Voor wie even terug wil lezen, deel I staat hier, deel II tref je ginder.)

Zij schreef dit in een commentaartje  :

Ik vraag me ook af hoe en of je hersteld bent van dat verdriet.

Ik las ’t en dacht : awel, ik ook.  Prachtig blogeffect, als je door lezersinteractie gaat reflecteren. Best uitdagend, want het blijft een spiegelkwestie : wat ikzelf bemerk zien anderen daarom nog niet en vice versa.

Systeemherstel

Hoe staat het nu – na 4 jaar – met m’n novemberverdriet ?

Van lieverlee ga je toch weer plannetjes stoven. Daar is Ariadnesdraad hét bewijs van. Maar wat ’n gevécht tussen hoofd en hart is het om te besluiten, aan het begin van verdriet …

Was er maar een ‘systeemherstel’ ! Maar zolang het leven geen computer is, zit een reset er niet in …

Remonte is  : niet meer verpletterd worden onder het gewicht van verdriet.

Beseffen dat je iemand met 2 levens bent  – pre- en post-catastrofe – helpt. Bijgeval eens lekker laaiend zijn ook.

Calimero & Hercules als gezelschap

Vóór ik ophield m’n moodswings en ‘rare’ reactiepatronen stuk te analyseren, liep ’t voor geen meter.  Toen ik van mezelf mocht ‘afwijken’, gaf dat rust.

Maar ‘verdergaan zonder’ blijft een Herculesjob ; een werk van alledag. Want het verleden is nooit wég, maakt overnieuw  z’n opwachting. Dat ondervind ik, nu ik naast belever weerom toeschouwer ben geworden.

M’n persoonlijke proeve van herstel : verdriet van die ander, bij die ander  laten. D’r niet in meegezogen worden, zonder ’n hork te zijn. Calimero’s ” Ik is klein, maar mijn daden benne groot ” waarmaken. Mét alles wat is gebeurd in het achterhoofd.

Maar hoe gaat dat, jezelf bijeenrapen ?

Eerst : niet. Daarna : met heul veul tijd, slechte dagen en niet weten hoe. Met het nemen van verlies in je social life. Ariadne 2.0 past niet meer bestig in elk vriendschapskader. Pijnlijk, als mensen letterlijk een blokje om doen, om je niet te hoeven kruisen. Of, als ze dat wel doen, je te verstaan geven dat je nog lang niet uit dat ‘tranentenue’ mag.

Zonder toverspreuken, maar mét aanpak

Je treurige ik bijeensprokkelen doe je niet met toverformules, maar door het nemen van bewuste beslissingen. Ook al voelt dat ‘awkward’.

Voor het eerst weer een Kerstboom optuigen (huilen !) bijvoorbeeld. Of weer rood dragen (de verbijsterde gezichten hierop !) …

Iets wat ik heel doordacht deed, is antwoordstrategieën bedenken bij vragen die me verbrijzelden. “Hoe gaat het ?” is een netelige.

Ik wilde niet per se m’n leven aan de straatstenen kwijt, dus moest ik de pieren-uit-de-neus-halers kordaat pareren met m’n vriendelijkste glimlach en een ongracieus ‘wil je niet weten’. Het plaatje hierbij : ’n neuzige apotheker, jezelf aan de betaaldesk en de hele ‘nieuwsbeluste’ wereld achter je, in hetzelfde pand.

Ook geen sinecure is het, als je écht geen puf hebt om te antwoorden. Dan moet je ervoor zorgen dat je zonder zichtbare tranen overtuigend “Goed !” kunt zeggen. En Oostindisch doof zijn voor het gemeesmuilde “kan toch niet ?!”

Over schouders en een zachte kant

Het minst simpele script : wél eerlijk antwoorden, bij diegenen die niet gillend gek van je worden. Dat vereist reputatie opzij zetten. Personality is een ding, helemaal als je tijdens je respons iemand écht ondersnottert.  Echtigentechtig, ’t zijn stevige schouders die zulk een regenbui doorstaan !

Je ‘zacht kantje’ niet kwijt te spelen is innerlijk genezen. Toen ik in de postale verbiage voor Kerst ‘mijn Florence‘ opnam, werd ik overspoeld door erkentelijkheid. Instant voelde ’t alsof ik mijn persoontje weer deels had heroverd ! Hartverwarmend.

Teruglezen en groei zien

Jezelf beter voelen gebeurt steels. Op het moment dat je het net wat minder hard wil. Maar wel door doen. Door het maken van haalbare plannetjes. Zoals lezen. Eerst opgaaf, nu weer oele. En woordtekenen, natuurlijk.

Ok, een blog nemen is misschien niet echt ‘-tje’, maar wel een bijzondere vorm van convalescentie. Iets van mij, dat er kwam in het NA. Het trok de wereld weer open – een zonnetje tussen een zwart zwerk.

De verhalen van anderen, hun interesses en breinhaperingen* – en vooral hun interactie op de mijne – trokken me een nieuw kosmosje in, waarin ik mijn Opgewekte Ik weer tegenkwam. Een onbeschrijflijk kado, beste lezers, dat toch maar mooi staat opgetekend in m’n archieven. Uitstekende remedie voor een slingerend hum, dat zélf zien van hoever je komt.

Vaardigheden aanscherpen en ontdekken

De vraag hoe je iets zult gaan beschrijven, vraagt focus, insteek, blogblik. Je kan de lens net zo scherpstellen als je zelf wil, als je met woorden fotografeert.

Met wat geschreven afstand ‘kijken naar’ biedt opties : de waarheid met een vleugje gefingeerdheid omhullen, of het fictie-gehalte zien in wat is.

Bloggen geeft stem aan mijn gedachten. Mijn denkwerk wordt helderder en de impact ervan gaat verder dan verbaal. Misschien omdat er een oppakken-of-laten-rusten-poort tussen staat ?

Hoe dan ook, het legt fundamenten. Voor herinneringen, én voor verder. Kan en mag dat ? Ja. Het wordt Ja. De toekomst is een poort. Ik duw ze open.

Ik schuif op in de goeie richting. It’s not perfect, but it’s getting closer…

———————————————————

* breinhaperingen : Woordenuitmijnbroekzak is hiervoor inspirator. ** : cursieve tekst is bewerkt. Origineel is te vinden op p. 279 van De vrouwen aan het hof van Maria Jacques.

Death Shall Have No Dominion

Wie Ariadnesdraad een beetje volgt, weet dat ik zot zit van detectives. Geloof het of niet, maar ze zijn al wel ‘ns een springplank naar Poëzie gebleken.

The Land of Lost Content ontdekte ik door ” A Touch of Frost ” te kijken en deze mooie vertaling van Dylan Thomas‘ “And Death Shall Have No Dominion” zat verpakt in een ‘Silent Witness’.

Deze coupletten zijn – ook in vertaling – te mooi om niet te worden gelezen. In dit herdenkingsjaar zijn deze regels bovendien een klein eresaluut aan de overzeese doden, die huis, haard en wereld achter zich lieten om mee de fundering te komen leggen van onze maatschappij. En aan alle anderen, natuurlijk. Want : kan de dood wel heersen waar liefde is ?

Death Shall Have No Dominion.

En de dood zal niet heersen
Naakt in de dood zullen ze één worden
Met de man in de wind en de westenmaan

Als hun botten schoongepikt zijn en hun skelet vergaan
Zullen er sterren staan aan elleboog en voet.

Hoewel ze hun verstand verliezen, zijn ze gezond

Hoewel ze in de zee verzinken, zullen ze weer oprijzen.

Hoewel minnaars vergaan blijft de liefde bestaan,
En de dood zal niet heersen.

En de dood zal niet heersen
Het kolken van de zee
voert hen die daar lang liggen niet zomaar mee.

Wringend op het rek, begeven pezen het
Vastgebonden aan het roer, toch breekt men niet

Het geloof in hun handen knakt in twee
En de zonden van de eenhoorn klieven door hen heen

Splijten alles op, maar breken hen niet
En de dood zal niet heersen.

En de dood zal niet heersen
Niet langer zullen zij meeuwen mogen horen,
Of golven die luid op de kust breken

Waar een bloem bloeide,
Heft zij niet meer haar kopje naar het striemen van de regen

Al zijn ze gek en dood als nagels,
Karakter hamert door madeliefjes,

Breekt door de zon, tot zij ten onder gaat.
En de dood zal niet heersen.

——————————————————

And Death Shall have No Dominion / Dylan Thomas. Neergeschreven vertaling zoals gezien in de serie Silent Witness, Death Has No Dominion, seizoen 15.